Risicomanagement versus risico uitsluiting

Met de beide benen op de grond.
“Met beide benen op de grond”, zo betitelde Jack van Gelder op Radio 1 de status van het Nederlands elftal na de 3-0 nederlaag tegen Duitsland op 15 november in Hamburg. Opvallend hierbij was, dat de anders zo enthousiaste, Van Gelder de opmerking niet bracht als een negatieve kwalificatie, maar meer als een gezonde reality check. Het is een goed elftal, maar dat betekent niet dat ze meteen iedereen van de mat spelen. Sterker, ze kunnen gewoon verliezen.

FBI naar Olympische Spelen
Ik moest bij de opmerking van Van Gelder denken aan een artikel dat ook op 15 november in het AD/Rotterdams Dagblad stond “Verenigde Staten sturen 500 FBI’ers naar Londen”. Het artikel vertelt over de Amerikaanse overheid die grote zorgen heeft over de veiligheid van de Olympische Spelen in Londen en daarom 1000 agenten, waaronder 500 special agents van de FBI, naar het evenement stuurt. Deze extra beveiliging komt nog eens bovenop de 21.000 beveiligers die de organisatie zegt nodig te hebben.

De Britse overheid en organisator van de Olympische Spelen zijn not amused. Een illustrerend citaat van het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken geeft aan waar de pijn zit. “Wij zijn geen gelijkwaardige partners in het overleg met de Amerikanen. Ze zijn uitermate veeleisend. De Verenigde Staten is antirisico, met een hoofdletter A en onderstreept. Ze willen overal bovenop zitten en houden niet van halve maatregelen”.

Risicomanagement versus risico uitsluiting
Er is hier een duidelijk verschil van mening over hoe om te gaan met veiligheid en risico’s bij evenementen. Waar de Britse overheid er voor kiest om risico’s in te schatten en deze goed te managen, kiest de Amerikaanse overheid voor totale risico-uitsluiting.

Gelukkig zijn de maatregelen in Nederland lang niet zo extreem als in de Verenigde Staten. Maar ook hier laait de discussie tussen risicomanagement en risico-uitsluiting regelmatig op. Een kwestie van: ‘Zijn de gestelde veiligheidsmaatregelen niet te zwaar?’ versus ‘Zijn de gestelde veiligheidsmaatregelen wel zwaar genoeg?’.

Eigenlijk zou men zich een andere vraag moeten stellen; ‘In hoeverre kun je een evenement organiseren, waarbij je de veiligheid zoveel mogelijk waarborgt, maar tegelijkertijd accepteert dat er bepaalde risico’s zijn (en blijven)?’

Dit is een vraag die ook in Rotterdam gesteld wordt. Maar dan voor ieder evenement afzonderlijk. Er kan simpelweg geen dictaat opgelegd worden, waarin veiligheidseisen blind worden opgelegd, zonder oog te hebben voor het karakter en inhoud van het evenement of daarbij de bezoekers, locatie, datum, tijdstip en overige programmering in de stad in het oog te houden. Dat betekent dat ieder evenement maatwerk verdient.

Juist in dit maatwerk schuilt de kracht en kwaliteit van het Rotterdamse evenementenvergunningenbeleid en daarmee ook Rotterdam als evenementenstad. Dit betekent niet dat er geen discussie is of dat organisatoren en gemeentelijke diensten het altijd met elkaar eens zijn. In tegendeel, er is regelmatig discussie tussen beide partijen over de doelmatigheid en effectiviteit van verschillende maatregelen. Een discussie die ook goed is.

Belangrijk is dat deze discussie tijdig, zakelijk en met beide benen op de grond gevoerd wordt. Hierdoor kunnen situaties waarin extreme maatregelen nodig zijn, zoals die van de Amerikaanse overheid in Londen, worden voorkomen en zijn er toch zeer veilige evenementen in Rotterdam.

Het Rotterdamse evenementenvergunningenbeleid dient dan ook niet voor niets landelijk als voorbeeld voor organisaties als de Landelijke Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid en het Kenniscentrum Evenementenveiligheid. En was het een belangrijke bouwsteen voor de verkiezing van IFEA World Event City in 2011.

Een mooi voorbeeld van hoe, door met beide benen op de grond te blijven staan, Rotterdam niet alleen zichzelf, maar iedereen een groot plezier doet. Nu en in de toekomst. Een compliment voor iedereen die daar z’n bijdrage aan levert, organisator of (gemeentelijke) dienst is dan ook op z’n plaats.

© Franc Faaij